Professor in Evolutionary Psychology, Work and Organizational Psychology

 

  • Home
  • Blog
  • Wat hebben mannen toch met sport kijken?

Blog

Wat hebben mannen toch met sport kijken?

Wat hebben mannen toch met sport kijken?

Column Oerinstincten voor PSYmagazine, 2-2022:

mannenkijkensport

 

In de mondiale top-10 van best bekeken live TV-uitzendingen staan uitsluitend sportevenementen. Het EK voetbal van 2021 staat op 1 met ruim 5 miljard kijkers, gevolgd door de Olympische zomerspelen van Rio in 2016 (3,6 miljard). Pas op plaats 16 vinden we een evenement dat niets met sport te maken heeft: de begrafenis van Michael Jackson (2.5 miljard). Ook in Nederland voert een sportmoment de ranglijst aan. Naar de halve finale van het WK voetbal 2014 Nederland tegen Argentinië keken volgens Stichting Kijkonderzoek ruim 9 miljoen landgenoten live mee. Daarmee wint de sport het van het corona-virus, want de persconferenties van Mark Rutte en Hugo de Jonge trokken aan het begin van de pandemie gemiddeld zo’n 7 miljoen kijkers.
Waar komt onze fascinatie met sport vandaan en heeft dat iets met onze evolutie te maken? Wetenschappers hebben vooral gekeken naar de culturele en rituele betekenis van sport. De historicus Johan Huizinga beschreef in zijn beroemde boek Homo Ludens (1938) dat sport en spel belangrijke pijlers zijn van de cultuur, omdat het ons leert om met elkaar om te gaan en gemeenschapsverbanden creëert. Hij vreesde dat door de toenemende professionalisering en technocratisering van de samenleving – hij noemde dat de “verenstiging” – de spelende mens onder druk zou komen te staan. Die vrees is ongegrond gebleken. Nederlanders kijken niet alleen veel sport, maar doen het ook zelf vaak. Europees onderzoek laat zien dat bijna 60% van de Nederlanders minstens 1x per week sport. Alleen in de Scandinavische landen wordt iets meer gesport.
Kijken we door de bril van Darwin naar sport dan vallen onmiddellijk twee zaken op. Allereerst lijken sportactiviteiten veel gemeen te hebben met de activiteiten die onze voorouders, de jager-verzamelaars, ondernamen om in leven te blijven. Het rennen, werpen, schieten, achtervolgen en onderwerpen van tegenstanders waren belangrijke handelingen voor de jacht en de oorlogsvoering. Via sport en spel oefenen kinderen in traditionele samenlevingen hun vaardigheden daarin. Onze populaire kinderspelletjes zoals tikkertje (“vang zoveel mogelijk prooi”) en verstoppertje (“laat je niet zien aan de vijand”) zijn waarschijnlijk overblijfselen daarvan. Wat als tweede opvalt zijn de man-vrouw verschillen in sportbeoefening en de beleving ervan. In de meeste sporten zijn mannen beter dan vrouwen, omdat ze sterker, sneller en agressiever zijn. Deze aangeboren verschillen zijn waarschijnlijk het gevolg van de prominentere rol van onze mannelijke voorouders bij de jacht en oorlog. Ook kijken 3x zoveel mannen als vrouwen naar sport en hun ervaringen zijn intenser. Bij spannende sportwedstrijden fluctueren de hormoonspiegels van de mannelijke toeschouwers meer en neemt ook het risico op hartfalen toe. Tijdens de finale van het WK-voetbal in 2014 tussen Duitsland en Argentinië was er in Duitse ziekenhuizen een toename te zien in de spoedopname van mannen met hartaanval.
Een mogelijke evolutionaire verklaring voor onze fascinatie met sport vinden we in het gedrag van vogels. Vogels komen tijdens het paarseizoen samen in grote groepen, leks genaamd, waar ze elkaar kunnen evalueren. De mannetjes vertonen allerlei kunstjes en de vrouwtjes kijken toe en kiezen uit het grote en diverse aanbod hun partner voor het broedseizoen. Een sportevenement, zoals de Olympische Spelen, is ook een soort lek, waarin mannen en vrouwen hun talenten etaleren aan elkaar en aan een geïnteresseerd publiek. Als je goed kunt sporten dan geeft dat betrouwbare informatie over je fysieke en mentale vermogens, bijvoorbeeld je kracht, souplesse, ambitie, en weerbaarheid. En dat maakt je interessant als liefdespartner. In sommige traditionele samenlevingen mag de winnaar van een worstelwedstrijd een jonge bruid uitkiezen. Ook in onze maatschappij zijn mannelijke topsporters, of het nu om voetballers, basketballers of Formule 1-coureurs gaat, gewilde romantische partners.
Een zwakte van deze theorie is dat het niet afdoende verklaart waarom dan vooral mannen naar sport kijken. Een alternatieve verklaring is dat sport een arena is waarin met name mannen informatie over elkaar kunnen verzamelen omdat het handig is om te weten wie jouw mogelijke liefdesconcurrenten zijn of wie goede samenwerkingspartners zijn bij de jacht en oorlog. Het kijken naar sport verschaft de man inzicht in de belangrijkste technieken en tactieken die nodig zijn om een goede krijger te worden. Bewijs voor deze mannelijke krijger-theorie komt uit onderzoek naar de favoriete sporten van de gemiddelde man. Vergeleken met vrouwen kijken mannen veel vaker naar sporten waarin er regelmatige fysieke confrontaties te zien zijn, zoals boksen, of waarin samenwerking een belangrijke rol speelt, bijvoorbeeld voetbal of honkbal. Ook autoracen is populair wat waarschijnlijk komt, omdat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan waarin iemand zijn moed kan etaleren. Vrouwen kijken daarentegen vaker dan mannen naar sporten waarin geen agressie is, maar souplesse en lenigheid voorop staan, zoals turnen en kunstschaatsen. Ander bewijs voor de mannelijke krijger-theorie is dat mannen ook in hun uppie naar sport kijken, terwijl vrouwen dat vooral in gezelschap doen. Bovendien identificeren mannen zich vaker als sportfan en praten ook meer met elkaar over sport.
Wat we tenslotte nog moeten verklaren is waarom sport – anders dan professor Huizinga voorspelde – zo’n belangrijke rol speelt in onze moderne maatschappij. Vooral na de industriële revolutie zien we een toename in de belangstelling voor sport. Voetbal, rugby en cricket komen uit het Victoriaanse tijdperk. Mijn hypothese is dat dit komt omdat mannen door de tijd heen steeds minder met elkaar op de vuist gingen of gingen jagen met elkaar. Er waren dus steeds minder momenten om elkaars kracht, moed of weerbaarheid te evalueren. Publieke sportevenementen boden een uitkomst. Deze hypothese verdient nader onderzoek. Landen die bijvoorbeeld weinig oorlog voeren zouden een sterkere topsportcultuur en betere sportprestaties hebben. Ik zie aanwijzingen dat dat klopt: bijvoorbeeld de Scandinavische landen en ook Nederland doen het relatief goed bij de medailleverdeling op de Olympische Spelen.
Geraadpleegde literatuur
De Block, A., & Dewitte, S. (2009). Darwinism and the cultural evolution of sports. Perspectives in Biology and Medicine, 52(1), 1-16.

Deaner, R. O., Balish, S. M., & Lombardo, M. P. (2016). Sex differences in sports interest and motivation: An evolutionary perspective. Evolutionary Behavioral Sciences, 10(2), 73.
Gray, P. (2009). Play as a foundation for hunter-gatherer social existence. American Journal of play, 1(4), 476-522.
Lombardo, M. P. (2012). On the evolution of sport. Evolutionary Psychology, 10(1), 147470491201000101.
Vugt, M. V., Cremer, D. D., & Janssen, D. P. (2007). Gender differences in cooperation and competition: The male-warrior hypothesis. Psychological science, 18(1), 19-23.

Copyright © 2012– Mark van Vugt